Met deadlineretoriek over de klimaatopwarming komen we nergens, weet Gert-Jan Vanaken. Als we dan toch een wedstrijdmetafoor moeten hanteren, dan liever deze: wie wint op het eind en wie valt uit de boot?
De Standaard, 5 december 2023
Kunnen we de race tegen de klimaatklok nog winnen? De wedstrijdmetafoor, met duidelijke finishline en een winnende dan wel verliezende afloop: het is een van de dominante kaders om te schrijven en te spreken over de staat van het klimaat dezer dagen, zo ook in deze krant.
Intussen blijf ik zelf liever weg van zulke deadlineretoriek. Al moet ik toegeven er eerder flink aan mee te hebben gedaan. Met Extinction Rebellion maakten we in 2019 nog gretig gebruik van het ultimatum dat de VN-klimaatrapporten toen aanreikte. Twaalf jaar, zolang hadden we nog om het tij te keren, en dat vroeg om actie. Duizenden mensen voelden de urgentie, sloten zich aan en namen hun toevlucht tot burgerlijke ongehoorzaamheidsacties. In 2016 kende ik nog meer cijfermatige rode lijnen uit het hoofd. 400 gigaton aan CO₂-uitstoot, zoveel kon de atmosfeer toen nog hebben alvorens de gevaarlijke grens van 1,5 graad klimaatverhitting te overschrijden. Meer dan 80 procent van alle bekende voorraden steenkool, olie en fossiel gas moesten onder de grond blijven om dat koolstofbudget te respecteren, zo argumenteerden mijn medestudenten en ik. Het waren geen te beste vooruitzichten voor aandeelhouders van Big Oil. Onze universiteit had er wel oren naar en deed haar beleggingen in fossiele brandstofbedrijven schuldbewust van de hand.
Met die deadlineretoriek behoorden mijn kompanen en ik ongetwijfeld tot de doemdenkers die met de regelmaat van een klok de kop van Jut zijn in de speeches van premier Alexander De Croo (Open VLD). Zo ook in Dubai: ‘We moeten stoppen met luisteren naar de klimaatalarmisten die zeggen dat alles al verloren is.’ De klimaatrace winnen, zo herhaalt De Croo keer op keer, vraagt om ‘acceleratie’. Even een krachtige sprint naar de eindmeet. Even snel de elektriciteits-, staal-, chemie- en bouwsector vergroenen. Dan kunnen we daarna lekker uitblazen in ons ‘klimaatparadijs’, in zijn woorden.
Maar klimaatcatastrofen grijpen nu al om zich heen, ook nu er zogezegd nog ruimte is om de klimaatdoelen te halen. Natuurlijk moeten we proberen elk tiende van een graad verhitting te voorkomen. En als wetenschappers, actievoerders en rechters rode lijnen trekken, helpt dat vast. Maar in een fundamenteel ongelijke wereld vertroebelt de wedstrijdmetafoor het denken ook. Wie zal er precies winnen of verliezen? Die vraag doet er voor mij meer toe. ‘Groen’ staal produceren in de Gentse hoogovens, bijvoorbeeld, vormt alvast een zekere overwinning voor de steenrijke eigenaars van Arcelor Mittal, al helemaal met de honderden miljoenen overheidssteun op zak. De kostbare hernieuwbare energie en drinkbaar water die ‘partnerlanden’ als Namibië in de vorm van waterstof gaan verliezen aan de onstilbare energiehonger van de Belgische industrie, dat blijft volledig buiten beschouwing in De Croo’s winnaarsdiscours.
Wie wint en wie verliest in de race tegen de klimaatklok, dat is dus een kwestie van politieke strijd. Nu, maar ook als alle deadlines verstreken zijn.